Na de eerste controle van je verloskundige laat je bloed prikken bij een laboratorium (prikpost). Bloedonderzoek is onder andere nodig om je bloedgroep te bepalen. Verder onderzoekt het laboratorium je bloed op:
- Rhesus D
- Rhesus c
- Andere antistoffen tegen rode bloedcellen
- Hemoglobinegehalte/ijzergehalte
- Glucose
- Syfilis (Lues)
- Hepatitis B
- Hiv
Bloedgroep
Het is belangrijk je bloedgroep te weten voor het geval je een nabloeding hebt bij de bevalling en een bloedtransfusie nodig hebt. Je bloedgroep kan A, B, AB of O zijn, en de Rhesus D-bloedgroep kan positief of negatief zijn. Tijdens de zwangerschap krijgen 2 bloedgroepen speciale aandacht: de Rhesus D- en de Rhesus c-factor.Welke bloedgroep je hebt, is een kwestie van erfelijkheid.
Rhesus-D-Factor
De rhesus-D-factor is een stof die in het bloed aanwezig kan zijn. Als jij die stof in je lichaam hebt ben je rhesus positief. Heb je die stof niet dan ben je rhesus negatief. Dat is verder niet bijzonder. Het is een kwestie van erfelijkheid. 84% van de vrouwen is rhesus D positief en 16 procent van de nederlandse vrouwen is rhesus D negatief.
Tijdens de zwangerschap is er een zeer kleine kans dat er rode bloedcellen van de baby in de bloedbaan van de moeder komt. Bij de geboorte is die kans een stuk groter. Als bloed van een Rhesus D-positieve baby in de bloedbaan van een Rhesus D-negatieve moeder komt, dan kan de moeder antistoffen gaan maken. Deze antistoffen kunnen via de navelstreng het bloed van de baby bereiken en het bloed van de baby afbreken, waardoor deze of een volgende baby bloedarmoede kan krijgen. Het is daarom belangrijk om de Rhesus D-bloedgroep vast te stellen.
Ben je Rhesus D negatief dan wordt je bloed in week 27 van de zwangerschap onderzocht op antistoffen tegen Rhesus D. In hetzelfde bloed bepaalt het laboratorium ook de Rhesus D bloedgroep van de baby. Zij gebruiken daarvoor erfelijk materiaal (DNA) van de baby dat in kleine hoeveelheden aanwezig is in jouw bloed. Als de baby bloedgroep Rhesus D-positief heeft, krijg je in week 30 van de zwangerschap een injectie met anti-Rhesus D-antistoffen. De injectie maakt de kans erg klein dat je zelf antistoffen gaat vormen die de baby ziek kunnen maken. De baby merkt niets van de injectie en loopt geen enkel risico. Na de bevalling krijg je nog een keer een injectie met anti-Rhesus D-antistoffen. De kans dat er bij de bevalling rode bloedcellen van de baby in de moederlijke bloedbaan komen is namelijk groter dan tijdens de zwangerschap. Het is namelijk belangrijk dat je zelf geen antistoffen gaat maken. Deze kunnen schadelijk zijn bij een volgende zwangerschap van een Rhesus D-positief kind. Ook in een aantal bijzondere verloskundige situaties krijgt u (extra) anti-Rhesus-D-antistoffen toegediend.
Rhesus-c-Factor
Ongeveer 18% van alle zwangeren heeft bloedgroep Rhesus c-negatief. Soms maken vrouwen met deze bloedgroep Rhesus c-antistoffen tegen het bloed van de baby als deze bloedgroep Rhesus c-positief heeft. Deze antistoffen kunnen bloedarmoede bij de baby veroorzaken. Zwangeren met bloedgroep Rhesus c-negatief krijgen daarom in week 27 van de zwangerschap bloedonderzoek op antistoffen tegen Rhesus c. Als het laboratorium Rhesus c-antistoffen vindt, wordt verder onderzoek gedaan. Je krijgt hierover dan meer informatie van je verloskundige.
Andere antistoffen tegen rode bloedcellen
Naast rhesus-D en rhesus-c antistoffen kunnen er ook andere antistoffen voorkomen in je bloed. Dit komt niet vaak voor, maar kan voorkomen ten gevolge van een eerdere bloedtransfusie. Deze antistoffen kunnen ook schadelijk zijn voor de gezondheid van de baby. Als er antistoffen zijn gevonden in je bloed wordt er onderzocht welke dit precies zijn en in welke mate ze aanwezig zijn.
Hemoglobine gehalte
Met onderzoek naar het hemoglobine gehalte in je bloed wordt nagegaan of je bloedarmoede hebt. Dit onderzoek kan, afhankelijk van de hoogte van het ijzergehalte en je medische voorgeschiedenis, verschillende keren tijdens je zwangerschap worden uitgevoerd. Verderop in je zwangerschap kan het hemoglobinegehalte worden bepaald middels een vingerprik (meestal bij 30 weken zwangerschap). Bloedarmoede is meestal goed te behandelen middels ijzerrijke voeding of medicatie en is zeker niet schadelijk voor je kind.
Syfilis
Syfilis, ookwel lues genaamd, is een seksueel overdraagbare aandoening (soa). In het begin van de zwangerschap beschermt de placenta de baby nog tegen deze ziekte. Later in de zwangerschap kan ook de baby geïnfecteerd raken. De ziekte moet daarom ook zo vroeg mogelijk in de zwangerschap behandeld worden.
Hepatitis B
Hepatitis B is een ziekte waarbij een infectie van de lever optreedt door het hepatitis B-virus. Als je drager bent van deze ziekte hoeft dit in de zwangerschap niet schadelijk te zijn voor de baby, maar tijdens de geboorte kan de baby alsnog geïnfecteerd raken. Hierdoor krijgt de baby binnen 2 uur na de geboorte antistoffen toegediend via een injectie. Daarnaast is het belangrijk dat de baby zelf afweer opbouwt tegen het virus. Daarom krijgt hij of zij vaccinaties toegediend. De eerste vaccinatie zal binnen 48 uur na de geboorte plaatsvinden. Daarna op een leeftijd van 2,3,4 en 11 maanden.
HIV
Hiv is het virus wat aids veroorzaakt. Als je met hiv besmet bent, kan dit virus tijdens de zwangerschap of bevalling via het bloed op je baby worden overgedragen. Gelukkig kan dit meestal worden voorkomen als je tijdig medicijnen neemt. Verder kunnen maatregelen als een keizersnede en het niet geven van borstvoeding helpen besmetting van de baby te voorkomen. Daarom is het zinvol om aan het begin van de zwangerschap een HIV test te doen.